De dichter Wim Emmerik draagt zijn gedicht Groei voor in Nederlandse gebarentaal. De camera volgt zijn handen en gezichtsuitdrukkingen vanuit verschillende posities. Het gedicht, dat gaat over de overeenkomst tussen de ontwikkeling van de mens en de vier seizoen, en de filmbeelden laten een nieuwe vorm van filmische poëzie ontstaan die zowel doven als horenden aanspreekt.