Bala was al meteen een fenomeen in de Tamil Nadu-cinema: al in zijn debuut Sethu (1999) ontwikkelde hij een direct herkenbare en duidelijk eigen wereld en esthetiek. Bala’s films vertellen over mannen die op de grens balanceren – vaak tussen geestelijke gezondheid en waanzin. Met I Am God produceerde hij wellicht zijn fascinerendste creatie: Rudran, een jongen die volgens zijn bijgelovige vader onder een kwaad gesternte is geboren en dus aan zijn lot werd overgelaten toen hij nog klein was.
Rudran werd een aghori: een asceet die zijn hele leven dicht bij de doden staat – en dat is waarom mensen hem en zijn soortgenoten vrezen; hij heeft iets waanzinnigs en wilds over zich, iets buitengewoons. Die eigenschappen, die bijna een vloek zijn, heeft hij nodig als hij Thandavan ontmoet, de meedogenloze leider van een bende gehandicapte bedelaars. Zien is geloven en zoiets heb je nog nooit gezien. Zie ook Vagabond.