Een rauwe, levendige rap-ode aan Luanda, Angola, waarin X en zijn broer en zus worden gevolgd op hun pad naar roem, en waarin documentaire en manifest worden vermengd. Een verhaal gevormd door veerkracht, trots en een collectieve stem.
Het is ironisch. / Ze noemen ons zwarte markt. / Ons, 70% van de beroepsbevolking. / De tot slaaf gemaakte schoonmaakster die hun huizen poetst. / Het aanwezige lichaam dat hun kinderen opvoedt. / De zwevende chauffeur die hun auto’s bestuurt. / Een dierlijke catharsis bij elke kuduro-move, / en de pijn wordt vergeten in de speaker van het feest.
Dit schrijft X in de bus, over zichzelf en de mensen om hem heen. Zo begint Hugo Salvaterra’s rap-ode aan de arbeidersklasse in Luanda, hoofdstad van Angola, waar we samen met X en zijn broer en zus Lelé en Maria op pad gaan. De batida, die levendige Angolese muziekstijl, leidt naar X’s grote droom: hij in de spotlight, de zeventig procent in het publiek, overspoeld door kleur en licht, luisterend naar zijn woorden van lof en bezorgdheid.
My Semba is een stadssymfonie en rapmusical, en een rauwe kijk op mensen die onderdrukt worden maar zich overeind weten te houden. Het werk beweegt zich tussen documentaire en muziekfilm – zo ontstaat een audiovisueel gedicht, gevormd door ritme, veerkracht, en de realiteit van het leven van Luanda’s arbeidersklasse. Of, zoals Salvaterra het noemt: een manifest.