Schemerend tussen het heden en het verleden, bezien we Ewald in zijn huis. Zijn moeder hoopte op een betere toekomst; hij liet alles achter om naar een nieuw land te vertrekken. Thuis verlangt hij naar dat wat hij achterliet en keert hij zich naar wat hij kent: naar binnen. Hij concentreert zich op zijn werk als horlogemaker, terwijl zijn verleden tijd in zijn heden doortikt.