Maryam is een vijftigjarige vrouw met een moslimachtergrond en stamt uit een rijk geslacht met aristocratische banden. Ze is een mooie, intelligente en rustige galeriehoudster. Via haar werk ontmoet ze een jonge Afrikaanse man uit Sierra Leone met wie ze dolgraag wil trouwen, maar helaas staat de lokale patriarchale wet het huwelijk alleen toe als haar vader toestemming geeft– en daar voelt hij niets voor.
Terwijl Maryam worstelt met haar angst voor eenzaamheid volgen we haar tijdens een reeks hartverscheurende, mensonterende momenten. De religieuze bureaucratie dreigt haar droom om zeep te helpen en ze krijgt voortdurend te maken met beledigingen, vernedering, onbegrip en afkeuring.
In dit rustig opgebouwde drama, waarin katten en doerians terugkerende metaforen zijn, schetst Badrul Hisham Ismail een buitengewoon scherp beeld van de Maleisische maatschappij. Het is nog zacht uitgedrukt om de film een toonbeeld van institutionele betutteling en onderdrukking te noemen. Scènes waarin Maryam lange gesprekken voert – met haar vader, een advocaat en twee vriendinnen – tonen glashard hoe haar omgeving racisme, klassediscriminatie en vrouwenhaat geïnternaliseerd heeft en rechtvaardigt. Maryam laat zien hoe de inherente hypocrisie van machtsstructuren het gevoel en verstand van mensen beïnvloedt en wat daar de rampzalige gevolgen van zijn.