In de eerste helft van de jaren 90 was Drissa Touré een veelbelovende nieuwe filmmaker. Zijn eerste speelfilm Laada (1991) ging in een bijprogramma van Cannes in première, vanwaar het werk de wereld over ging en onder andere in Rotterdam terecht kwam. Tourés volgende filmproject Haramuya (1995) werd opnieuw goed ontvangen en overal vertoond. Wat ging er mis? Waarom slaagde een zo overduidelijk getalenteerde filmmaker in een van de middelpunten van de wereldfilm, Burkina Faso, er niet in de middelen te bemachtigen om door te gaan? Waarom is Touré aan het werk gegaan als motorkoerier? Slechts een paar jaar na de première van Haramuya werd Atria, de organisatie waar Touré zijn technische filmkennis vergrootte, gesloten omdat de laatste franken steun werden ingetrokken. Dit doet vermoeden dat Tourés verhaal symptomatisch is voor iets veel structurelers en onaangenamers.
Zoals uit zijn openingsspeech blijkt, is Zampaligres portret van een grote belofte die nu vooral door kenners herinnerd wordt evengoed een essay over hoe de Sub-Saharaanse film na de Koude Oorlog stilletjes de nek om werd gedraaid door Europese subsidieverstrekkers – alsook een traktaat over een continent dat zichzelf en zijn talloze identiteiten, culturen en films niet in de steek laat.