In een boerderij ergens op het Duitse platteland geeft een evangelische priester onderdak en voedsel aan mensen die kampen met verslaving en psychische problemen. Nieuwkomer Egon is een buitenbeentje, met zijn kinderlijk onschuldige gezicht en zijn repetitieve dwanggedrag. Tijdens groepsactiviteiten verkeert hij vaak in zijn eigen mentale universum. Dat isolement maakt hem gelukzalig onverschillig voor de onophoudelijke krenkingen van de priester, die slecht op zijn zelfgekozen roeping blijkt toegerust. Toch hebben zijn preken over Jezus op Egon een meer dan indringende uitwerking.
Invloeden van Dogme 95, de vroege Werner Herzog en Harmony Korine’s Gummo, door de broers Vajda alle genoemd als inspiratiebronnen, zijn zowel in de werkwijze als in de esthetiek van hun “fictiedocu” te herkennen. Tijdens langdurige research in de Berlijnse verslavingszorg castten ze veel van hun acteurs, die al improviserend een versie van zichzelf spelen. Uitzonderingen zijn muzikant Paul Arámbula, die het hoofdpersonage Egon speelt, en actrice Zora Schemm in de bijrol van Pinky.