De goeiige Kazuto wil niets liever dan acteur worden, maar een irritante kwaal zit hem daarbij in de weg: hij valt flauw zodra hij zenuwachtig wordt. Telkens als het hem allemaal een beetje te veel wordt, knijpt hij in zijn tietvormige anti-stressballetje, meestal tevergeefs.
Net als Kazuto veroordeeld lijkt tot een tamelijk treurig bestaan, komt hij zijn broer Hiroki na vele jaren weer tegen. Hiroki werkt voor een bureau met acteurs die zich voordoen als vrienden en familieleden, en dat lijkt hem wel iets voor Kazuto. Samen krijgen ze de lastige opdracht om een familieherberg te redden van een frauduleuze sekte. Op de dag dat deze sekte de 8.396.825.800ste verjaardag van hun oppergod viert, bereikt alles een knotsgek en verwarrend hoogtepunt met spookverschijningen en liters nepbloed.
De persoonlijke missie van Ueda, regisseur van de onverwachte culthit One Cut of the Dead, is “films maken die over honderd jaar nog steeds leuk zijn”, en daarin is hij met dit innemende loser-epos glansrijk geslaagd. Het plezier spat net zo lustig van het filmdoek als het nepbloed uit de nepacteurs.