Ofrenda toont ontmoetingen tussen twee vrouwen die op verschillende momenten in hun leven samen op bepaalde plekken zijn.
Zijn en tijd. Dat klinkt misschien wat vaag, maar dat is wel wat het is. We zien twee jonge tieners die samen hun tijd doorbrengen in de zomerse velden, in verlaten, vervallen loodsen en andere ruimtes aan de rand van de bebouwde kom van een kleine provincieplaats op de Argentijnse pampa. En diezelfde ruimtes zien we enige jaren later terug, als de jonge vrouwen elkaar weer ontmoeten wanneer een van hen terugkeert – de rugzak als symbool van vergaarde kennis.
Het scenario van de jonge Juan Mónaco Cagni (21) voorziet niet in dramatische narratieve vondsten. Duidelijk is dat hij die plek, en hoe het is om daar mens worden, zelf ook kent. Dat hij zijn debuut voor ongeveer duizend euro draaide met behulp van vrienden en familie, is eigenlijk irrelevant. De existentiële betekenissen die zijn film oproept, zijn universeel herkenbaar, invoelbaar en ontroerend.