“Alles in me zei me dat ik het moest doen.” Martin de Vries besluit
om zonder noemenswaardige voorbereiding de Camino te gaan lopen, de
beroemde pelgrimstocht naar Santiago de Compostella: van Le Puy-en-Velay in midden-Frankrijk naar
Noordwest-Spanje, een tocht van 1600 kilometer in bijna zeventig dagen. Tijdens het lopen filmt hij zichzelf, zijn
voeten, zijn schaduw, het pad, de velden en de bossen en probeert te achterhalen waarom hij dit avontuur is aangegaan.
Medewandelaars en overnachtingsplekken komen slechts sporadisch in beeld. Als hij al lopende de camera op zichzelf richt, mijmert De Vries betrekkelijk nuchter
over ongemakken en euforische momenten, over het prachtige
ochtendlicht en het geluid van de vogels, over twijfels en groeiend
vertrouwen. Hij leert ‘in het moment’ te zijn en onderzoekt gaandeweg
steeds openhartiger zijn beweegredenen en zijn demonen. Een onopgesmukt verslag
in het verslavende ritme van de tocht dat die ervaring voelbaar
maakt. Een zelfportret in twee miljoen stappen.