Zhou Tao richt zijn blik op de Hakka-diaspora en treft ze aan in bovennatuurlijke, uitgestrekte landschappen over de hele wereld. Een schitterende beeldsequentie voert ons naar een droomachtig universum waar de tijd lijkt uit te dijen en te verdwijnen. Ondergedompeld in de gedecentreerde kadrering krijgen menselijke en dierlijke activiteiten microscopische aandacht in deze monumentale kijk op het universele en het eigentijdse, waarin hypermoderniteit de grens tussen het natuurlijke en het kunstmatige heeft weggevaagd.