Twee jonge vrouwen brengen tijd met elkaar door in een vakantieoord aan de kust. De een keert binnenkort terug naar huis, de ander gaat op reis. Voor het vertrek neemt de filmmaker de kijker al mee op pad: de statische camera wordt van binnen naar buiten verplaatst, de wereld groter makend.
De beweging zit niet in het camerawerk, maar in dansende sneeuwvlokken rond een eenzame lamp, het rollen van de golven of de dialogen en geluiden op de achtergrond - die verhalen van aankomen en vertrekken, zonder daar expliciet over te gaan. Dan gaat de camera mee met de reiziger, per fiets, auto, voet en boot door fantastische landschappen en op eindeloze wateren die beurtelings in weidse grootsheid en oogstrelend detail worden getoond. Waar het heengaat, en waarom, lijkt er niet toe te doen; onderweg zijn, je laten meevoeren op wat komt – het gaat om de reis, niet om de aankomst.