Nicolas (Max Brebant) woont met zijn moeder op een afgelegen plek. Een eiland waar uitsluitend moeders en hun zoontjes verblijven. Witte huizen zijn gebouwd op een vulkanisch landschap dat wordt omringd door de raadselachtige oceaan. Een zee die op poëtische wijze in beeld wordt gebracht. Deinend zeewier, het zonlicht op het water, onstuimige golven. De fluorescerend rode tinten van de zeester op de bodem lijken een waarschuwing: binnen deze verhaalwereld is niets wat het lijkt. Zo ondergaan de jongetjes merkwaardige ingrepen in het ziekenhuis, dat centraal staat in de kleine gemeenschap. Terwijl hun moeders, met hun donkere haar en gebleekte wenkbrauwen, onderdeel worden van een schaduwrijk schouwspel. Het leidt tot een contrast tussen de allesverslindende oceaan en de afstandelijkheid in de kliniek. Een tijdloos esoterisch sprookje over wasdom. Met de zee die de rotsen wegslaat als metafoor voor de onomkeerbaarheid van groei en het afscheid van de jeugd.