Ze heeft alles wat haar hartje begeert. Ze is populair, houdt van shoppen, komt uit een liefhebbend gezin. Ze gaat volleyballen en na afloop nog wat roken met vriendinnen. Sportclub, barbecue, kapper: haar leventje is perfect. Er is maar een ding waarin ze afwijkt: ze is een koe. Een echte, zwartbonte koe in de mensenwereld. Niemand in de film vindt het vreemd. Maar, vertelt ze in voice-over, ze ervaart existentiële leegte. En dus trekt ze de woestijn in, haar eenzaamheid benadrukt door het breedbeeldformaat, om verleidingen als televisie en consumptiegoederen te weerstaan en zichzelf (en ons) serieuze vragen te stellen over de zin van het leven. Het absurdistisch-spirituele speelfilmdebuut van de Braziliaanse regisseur Tião wordt vervolgens alleen maar vreemder, met mannen zonder hoofd, een intermezzo rond een naakte schipbreukeling, een stop-motion robotje, de monoliet uit Stanley Kubricks 2001: A Space Odyssey (1968) en een cruciale rol voor een handboek met technische standaarden.