Een film over het bedwingen van toeval. Over gokverslaving als ultieme nachtmerrie. Een bezeten film, die in zijn vorm en tempo de gedaante aanneemt van zijn thema en de manische drang van zijn hoofdpersoon. De film is vaardig en indringend gemaakt en de hoofdpersoon wordt door Georg Friedrich meer dan overtuigend gespeeld. De gokverslaafde Kurt raakt zo bezeten van het gokken dat hij het leven als spel begint te zien. Een spel dat je met behulp van het geluk en het toeval van de worp van een dobbelsteen zou kunnen winnen. Hij raakt onherroepelijk in een neergaande spiraal. Even lijkt hij uit de wereld van schulden en nog meer verliezen te kunnen stappen. Van zes mogelijke baantjes 'kiest' hij er één via de dobbelsteen. Maar discipline voor werken heeft hij niet en zijn nieuwe vriendin Tanja - ook met de dobbelsteen 'gekozen' - is drugsverslaafd. Nee, het gaat van kwaad tot erger. In een luguber Tsjechisch casino komt het tot een onvermijdelijke climax. Consequent in zijn verbeelding van de fatale kracht van het toeval heeft de film diverse eindes. De dobbelsteen moet ook hier de uitkomst bepalen. (GjZ)