Deze debuutfilm grijpt terug op het morele debat dat de afgelopen twintig jaar de Thaise populaire cultuur heeft gedomineerd. Twee jongens uit een arbeidersgezin groeien op als beste vrienden. De een is de zoon van een boer, de ander van een Thais-Chinese groenteman. In een jeugdscène zien we hoe de jongens zich afvragen hoe ze in het leven vooruit kunnen komen. In plaats van de gebruikelijke opties – showbiz of Thai-boksen- kiezen ze ervoor in de voetsporen van hun vaders te treden: de een wil roeikampioen worden en de ander aanvoerder van een drakendansgroep. De film is een eenvoudige morele vertelling over vaders en zonen, goede en slechte invloeden, eer en schande. Het scenario ademt de sfeer van de vroege, sterk melodramatisch getinte Thaise cinema, maar de overdrijving en voorspelbaarheid daarvan worden gecompenseerd door het dynamische camerawerk en montage, het aardige acteerwerk en het ongewone kijkje in de wereld van de Chinese minderheid in Thailand. (T.R.)