Een opmerkelijke acteurs- én regisseursfilm van Jack Nicholson, die binnen het genre van de komische western een extreme kant van zijn burleske talenten laat zien. Nicholson was zich ervan bewust dat dit een risico inhield: ‘It is difficult directing yourself in comedy, because you have no idea whether you are going over the top’. Volgens menig criticus ging Nicholson hier als acteur dan ook alle perken te buiten, maar dat kun je juist ook beschouwen als een aantrekkelijke kant van de film. In geen enkele andere film kreeg Nicholson de kans om zijn gekte zo uit te spelen als in Goin’ south.De fotografie is evenmin doorsnee te noemen. Nicholson vertrouwde de camera toe aan de befaamde Nestor Almendros die het Texaans-Mexicaanse landschap in al zijn hitte en droogte vastlegde en de donkere interieurs voorzag van een warme romantische gloed.Er wordt gespeeld met de clichés van de oude western. De outlaw Henry Moon (Jack Nicholson) lijkt te zijn weggelopen uit een ander soort western dan waar hij nu in speelt; hij is keer op keer hooglijk verbaasd als zijn medespelers breken met de regels van het genre. Moon wordt van de galg gered doorJulia Tate (Mary Steenburgen), maar het duurt de hele film voor Moon meer is dan een onhandige en goedkope knecht voor Julia.