De film bestaat uit vijfentwintig scènes. In iedere scène spelen acht (van een groep van negen) acteurs, terwijl een negende steeds wisselt met een acteur die slechts in één of twee scènes speelt.
De muziek speelt mee als acteur: zodra de muziek spreekt zwijgen de acteurs.
Het schrijven van het scenario en het maken van de film was vooral een ‘zoeken naar een thema’; maar ook de film zelf zoekt ‘waar het over gaat’. Dit ‘onuitgesprokene’ is vanuit allerlei daarmee samenhangende facetten benaderd: scènes zijn gemaakt vanuit gedachten over: woede, genotzucht, weigering, verbrokkeling, angst. Zowel de beelden als de teksten zijn uit het alledaagse getild: ze hebben niets verhalends meer.