Het derde deel in de trilogie, My way home, is tenslotte het eind van Jamie’s reis. Deze film speelt zich af in de jaren ’50 en toont ons Jamie rond z’n achttiende. Met enige tegenzin laat de directeur van het kindertehuis hem met zijn vader meegaan, terug naar het dorp. Eerst verblijft hij weer bij zijn grootmoeder, totdat zij hem totaal afwijst. Zijn vader stuurt hem naar de mijn. Na een uitbarsting van Agnes, diens vrouw, gaat Jamie naar het tehuis terug.
Hij krijgt een baantje als klerk bij een kledingzaak en wordt korte tijd bij pleegouders ondergebracht. Hij wordt een dakloze en verblijft in een Leger des Heils tehuis. Later meldt hij zich bij de RAF (Royal Air Force) en gaat naar Egypte. Daar ontmoet hij Robert, een ietwat verwaand figuur, met wie hij bevriend raakt. Na een bezoek aan een Arabisch dorp begint Jamie vat op zichzelf en zijn omgeving te krijgen en ontgroeit hij zijn vruchteloze adolescentie vol zelfbeklag. Door de relatie met Robert, die zijn hoogtepunt bereikt bij een bezoek aan Caïro, komt Jamie op het punt van waaruit hij zijn eigen artistieke ambities begint te onderzoeken.
“Evenals de voorgaande films”, zegt Bill Douglas, “probeert My way home het onderwerp te beperken tot het meest essentiële. Het is een reis waarbij iemand zichzelf ontdekt en de beelden proberen dit weer te geven. Tsjechow zei dat beter dan ik: “Ik kan alleen vanuit mijn herinneringen schrijven, ik schrijf nooit direct uit het leven. Het onderwerp moet door de zeef van mijn geheugen gaan, zodat alleen wat belangrijk is of typisch, overblijft, als op een filter.” Zo eenvoudig is het.”