De stad Münster is in de 15e eeuw het schouwtoneel geweest van onverdraagzaamheid en onderdrukking. Oorzaak voor deze onderdrukking waren de ‘Wederdopers’, een protestantse sekte, ontstaan in de Nederlanden ten tijde van de 80-jarige oorlog. Uit Nederland verdreven, geraakten zij in West-Falen tot steeds groter fanatisme, totdat hun verzet gebroken werd door terechtstelling van de voornaamste aanvoerders op het marktplein. De film begint met teksten van een ooggetuige, Kerssenbroick, die hij in het Latijn naliet.
Het tweede deel van de film speelt in de straten en op de pleinen van die stad Münster. Er is een gesprek gaande tussen twee meisjes, Monika en Magdalena, over hun persoonlijke ervaringen met het ‘Berufsverbot’. Onder ‘Berufsverbot’ vallen diegenen in Duitsland die lid zijn van de DKP (Deutsche Kommunistische Partei) of andere extreem-linkse groeperingen. Later voegen zich nog twee jeugdige communisten daar aan toe: Bruno en Ulrike. Alle vier pedagogen, die dus niet in staat zijn hun beroep uit te oefenen. Aan het einde van dit tweede deel wordt de klok in de Dom van Münster getoond, die als synbool der contra-reformatie in 1542 door de Bisschop werd aangebracht. Het extremisme van de protestantse wederdopers uit de 16e eeuw botste op een drastische wijze tegen de kerkvorsten van het West-Faalse gebied en is daarom van betekenis voor de ontwikkelingen van deze eeuw in Duitsland. Wanneer, aldus de makers van de film, een beweging met kracht wordt onderdrukt, geeft zij vrij spel aan allerlei radicale, fanatieke en intolerante stromingen, die de democratie ernstig benadelen.