Jacques Robiolles over zijn film: “Le jardin des Hesperides”: een verhaaltje over de cinema, met centraal daarin een klein meisje dat een vrouw wordt na een magische caramelpudding te hebben gegeten; haar bestaan speelt zich af in cinematografische situaties, plaatsen en symbolen waardoor ze verward blijkt te raken tussen haar dagelijkse realiteit en haar “Ik, de grote ster van de cinema”.
Als ze in de resten van de studio’s geconfronteerd wordt met enkele spoken die rondwaren dooe de jardinf des Hesperides is ze erg bang: een dagelijkse angst. Dus vernietigt ze haar beeltenis in de spiegel. Maar ze raakt verward met haar jeugd, ze treft zichzelf aan op de plaats van haar geboorte, ze speelt golf, en is mooi en goed gevat in een modefoto. om uiteindelijk terecht te komen op de cover van een tijdschrift (le cinema actuel), met de tuinman en het jongetje uit de film van Louis Lumière, alle drie in de hel.
Ik heb een personage toegevoegd aan “L’Arrosseur arrosé”. Steeds weer moet je naar de bron terugkeren om in andere richtingen weer op weg te gaan. Dat is, denk ik, de ware evolutie. Louis Lumière heeft gezegd dat de film geen toekomst had, en hij vergiste zich. Deze film is een liefdesgeschiedenis. Over liefde voor de film..over Liefde. De cinema besteelt het leven niet. Is hij in feite niet de ware reflectie van het beeld van de mens? En dat is een verdomd mooi iets.
In feite is het allemaal heel simpel, Louis Lumière heeft zijn camera in gereedheid gebracht en Henri Langlois heeft de rest gedaan…Alleen…de Goden zullen zich als mensen presenteren als ze ogen hebben (zoals Gottlieb zegt).”