Een op een onbewoond eiland gestrande samoerai dreigt de moed te verliezen, maar als hij zich moet verdedigen tegen kannibalen bloeit hij weer op. Zwaardgevechten worden in een verrassend nieuwe context geplaatst in het schitterende en gevarieerde Indonesische landschap.
Zelden heeft een tagline het uitgangspunt van een film zo beknopt samengevat: “samoerai versus kannibalen”. Maar Josh C. Wallers film Lone Samurai voert de toeschouwer ook mee op een genreoverstijgende reis die even fascinerend is als de toenemend hallucinaire tocht van de hoofdpersoon. Samoerai Riku (Shogen) spoelt zwaargewond aan op een onbekend eiland; hij is wanhopig en wordt gekweld door visioenen van zijn gelukkige gezinsleven in Japan. Hij zwerft door Indonesische bossen en bergen, langs grotten en stranden, terwijl zijn eenvoudige overlevingsverhaal steeds bloederiger wordt na een ontmoeting met een groep kannibalen.
Met de Indonesische cult-lievelingen en martial artists Yayan Ruhian (The Raid, 2011) en Rama Ramadhan als tegenstanders, bevat Lone Samurai meer dan voldoende actie. Voortbouwend op een bijzondere reeks eigentijdse genrefilms zet Lone Samurai twee nationale vechtsporttradities tegenover elkaar, en voldoet de filmaan de verwachtingen van de kijker terwijl de lat tegelijkertijd steeds hoger wordt gelegd.