Van halverwege de jaren 80 tot halverwege de jaren 90 was Ömer Kavur internationaal een van de meest geprezen Turkse regisseurs en werd een aantal van zijn meesterwerken vertoond op prestigieuze festivals als Venetië (Anayurt Oteli, 1987; Gizli yüz, 1991) en Cannes (Gece Yolculuğu, 1987; Akrebin Yolculuğu, 1997). Maar smaak is net zo grillig als de tijdgeest. Tegenwoordig wordt Kavurs kafkaëske existentialisme dat Göl (1982) en zijn latere werk kenmerkt alleen nog door kenners herinnerd, zoals wel vaker gebeurt bij auteurs wier werk draait om een aantal scherp omlijnde thema’s, motieven en obsessies.
In het geval van Kavur waren dat schaduwen van het bijna vergeten verleden, gezichten die te veel op elkaar lijken, griezelig stilstaande klokken en horloges, labyrintische steden, verdwijnende mensen en mysterieuze vrouwen wier geheimzinnigheid mogelijk alleen bestaat in de verbeelding van mannen die gevangenzitten in hun eigen gedachten.
Regisseur Fırat Özeler stuurt een vrouw symbolisch op een ontdekkingsreis in het oeuvre en de wereld van Kavur. Daar treft ze verlaten plekken en andere sporen van Kavurs werk aan, zoals making-of-beelden en setverslagen – audiovisuele schimmen van een leven in film. Maar Kavur herinnert ons er ook aan dat de niet geleefde momenten misschien wel veel belangrijker zijn dan de geleefde momenten.