Een Thaise visser ontfermt zich over een gewonde man die hij aantreft in
de bossen aan de kust. Daar spelen zich geheimzinnige zaken af. Vele
lichamen zijn er haastig begraven. ‘s Nachts dwalen lichtjes rond als zielen van overledenen. De visser noemt de man
Thongchai. Hoewel deze geen woord spreekt en vermoedelijk doof is, bloeit er kalmpjes een mooie vriendschap. Dit brengt de visser tot
een besluit met verregaande gevolgen. Wanneer hij op een dag niet
terugkeert van zee neemt Thongchai stap voor stap het leven van zijn
redder over – zelfs diens teruggekeerde ex-vrouw.
Het realisme van dit aanvankelijk eenvoudige verhaal vermengt zich
met magische elementen tot een complex geheel met veel ruimte voor
interpretatie. Aroonpheng draagt deze eerste lange
speelfilm op aan de Rohingyas, want de doden kunnen omgekomen
vluchtelingen uit buurland Myanmar zijn. Deze poëtische hommage werd onder meer bekroond als
beste film in de Orizzonti-sectie van Venetië.