Deze film van Wu Yigong zet politiek protest om in lyrische poëzie. De dichter Qiushi wordt per boot over de Yangtze naar een gevangenis in Wuhan gebracht. Het zijn de jaren van de Culturele Revolutie en zijn ‘misdaden’ zijn van politieke aard. Zijn vrouw is overleden en hij heeft geen contact meer met zijn dochter. Een van zijn bewakers, een vrouw, spuit Maoïstische doctrines, de ander is een zwijgzame veteraan. Een dwarsdoorsnede van slachtoffers van de Culturele Revolutie en andere lieden bevolken de gedeelde cel. Hun reactie op Qiushi varieert van angst en minachting tot medeleven. Maar de schijnbaar schematische aanpak van de personages wordt volledig gecompenseerd door de subtiele, klassieke stijl van Wu, kristalhelder en uitgebalanceerd. De film zingt (de soundtrack van Gao Tian is een van de mooiste in de Chinese cinema), waardoor een lyriek ontstaat die een sterke, melodramatische structuur schraagt en sentimentaliteit schuwt. Vreemd genoeg zijn er in deze film geen slechteriken die vervolging afdoen als politiek. Alleen een sfeer van serene rechtvaardigheid en moed die uitgaat van Qiushi en geleidelijk nieuw leven blaast in de sluimerende menselijkheid van zijn bewakers. Terugkijkend naar pre-revolutionaire filmlyriek en vooruitblikkend naar films als Zhang Ming’s quasi-lyrische Rainclouds Over Wushan, overstijgt dit filmgedicht van Wu de sentimentaliteit door middel van hoop en de wederopbloei van klassieke esthetische waarden. (SK)