Een verfijnde, intelligente en soms bittere komedie die haar stof ontleent aan een op het eerste gezicht weinig spectaculair alledaags gegeven. Drie zusters op leeftijd brengen met elkaar een Drie Koningen-zondag door. Alsof het een ritueel betreft, wordt er een strikt vastgelegd programma afgewerkt.Het kleinburgerlijke milieu wordt ragfijn en met een ingehouden satire getekend. Tussen de drie vrouwen wordt op een ogenschijnlijk beschaafde en beleefde manier een bittere strijd uitgevochten, gevoed door decennia rancune. Onder zijn rustige en anti-spectaculaire uiterlijk is de film extremistisch en vol van (verbaal) geweld. Alleen de vierde zuster, Marie-Louise, heeft aan de verstikkende bloedband kunnen ontsnappen door zich over te geven aan het amateurtoneel; zij is als het ware de concrete ontsnappingsfantasie van de andere drie.De kwaliteit en aantrekkelijkheid van de film is geheel gebaseerd op de zeer realistische en soms messcherpe dialogen en het hogeschool-acteren van de spelers; letterlijk en figuurlijk oude rotten in het vak. De drie zusters worden vertolkt door actrices met een indrukwekkende staat van dienst. Danielle Darrieux (Armande) werkte onder meer met Ophüls, Micheline Presle (Germaine én haar tweelingzus Marie-Louise) speelde in films van Grémillon en Paulette Dubost(Suzanne) leerde nog bij patron Jean Renoir het vak. Deze ster-cast werd nog aangevuld met Robert Lamoureux (Albert, de man van Armande en de jeugdliefde van Germaine) en Michel Galabru (de obstinate echtgenoot van Suzanne).De stijl van de film ligt soms dicht bij het theater, Tsjechov, maar haar leermeesters vond Treilhou toch in de eerste plaats in de cinema; Ozu, Dreyer en Rohmer.