Hartmut Lerch: “Ik kwam naar Manilla in maart 1975. Al een paar dagen later wilde ik vertrekken, ik werd er gek van. Diezelfde avond ontmoette ik Vic, de politieman in The End, in een Chinese snackbar. Hij bewaakte de zaak. Mijn Philippijnse metgezel vroeg me niet te lang naar hem te kijken. Toen we er onze “far east Hamburger” op hadden vroegen we hem maar zijn naam en zijn agentschap. Patricia de Guia besloot ook aan het projekt mee te werken. Twee weken later huurden we de politieman voor 600 pesos (200 mark) per maand. Hij beschouwde zichzelf als onze lijfwacht en bewaker van de apparatuur. Na onze eerste opname zei hij: “Thank you Sir, for taking picture of me. ”
We gingen door, hij veranderde. Hij probeerde ons te helpen, dat deed hij en daardoor ook het tegenovergestelde. Soms waste hij zijn uniform in een kreek of iets dergelijks. Hij had een geheime manier om zijn broek te strijken. Hij hield op me Sir te noemen. Eén keer, op een boot, hield hij mijn hand vast, mijn voeten bloedden door de scherpe rotsen. Terug in Manilla hadden we daar opnamen, over zijn werk. Daar begint de film mee. In mei verliet ik de Philippijnen, ik dacht dat de film klaar was. Terug in Europa bracht ik een maand door, rusteloos. Begin juni ging ik terug. We gingen nog twee maanden verder met opnemen, zonder Vic nu. We reisden per openbare boot en bus, bleven in hun halteplaatsen. We probeerden de volgende dag dezelfde mensen te krijgen, zodat er iets samenhangends kon ontstaan, ook lieten we af en toe wat geld bij hen achter, dat haatte ik, Patricia bijvoorbeeld vertaalde soms voor de vertaler van de vrouw in de film. We lieten het materiaal daar ontwikkelen, maar we konden er niets monteren. Tegen het einde van september vertrok ik weer om aan de montagetafel in Mümchen te gaan zitten. Rond nieuwjaar stond ik op, nu u de film ziet is de kopie zojuist klaar gekomen.”