Verdieping

Countdown IFFR XL (2011) 39: Festivalkunst - door Emile Fallaux

12 oktober 2010

IFFR XL

Verdieping

Countdown IFFR XL (2011) 39: Festivalkunst - door Emile Fallaux

12 oktober 2010

12 oktober 2010 Veertig jaar festivalgeschiedenis in evenzoveel anekdotes, beeldfragmenten, foto's, interviews en bijzondere vondsten uit de IFFR-archieven, tot het festival van start gaat op 26 januari 2011. Vandaag een speciale aflevering geschreven door oud-festivaldirecteur Emile Fallaux.

Ja, ja, ik heb gedanst met Gong Li, gedineerd met Polanski, en met Wim Wenders op het strand gezeten. 

Who cares? 

Op een borrel ter ere van het filmfestival in Jeruzalem liet de toenmalige burgemeester Olmert mij zijn pistool zien, terwijl hij grinnikte dat hij de bioscoop in Oost-Jeruzalem zou sluiten en alle Arabieren zou verjagen. 

Goh. Maar Rotterdam, wat deed Rotterdam met je? 

Het was mijn eerste Cannes als festivaldirecteur en ik had de lat te hoog liggen, begon ik te vermoeden. Waarom moest film kunst zijn? Waarom zou ik eisen dat film het transcendentale moment schenkt dat ik telkens opnieuw ervaar bij het kijken naar mijn favoriete schilderij van Johannes Vermeer? Met die maatstaf kan je maar beter geen filmfestival bezoeken, gromde ik tegen IFFR-collega Sandra den Hamer. Het was kwart over acht in de ochtend, en we waren op weg naar het festivalpaleis voor de zoveelste competitiefilm, ‘La belle noiseuse’ van Jacques Rivette. Ruim vier uur later, want zo lang hield de regisseur ons vast in de donkere zaal, stonden we weer buiten in de ordinaire zon van de badplaats, de tranen van geluk in de ogen. Verlossing. Redemption. Eindelijk Kunst met een grote K.
Ach, ik besefte ook wel dat je eigen conditie grotendeels bepaalt welke film je raakt; als we niet zo vermoeid en moedeloos waren geweest zou Rivette’s trage exercitie ons misschien hebben verveeld, of zouden we zijn gevallen over de kitscherige psychologie. 

Daar, in Cannes, begrepen wij eens te meer dat de gewaarwording van kunst tijdens een meerdaags festival heel anders ontstaat dan tijdens de solitaire meditatieve aanschouwing van een schilderij. En Sandra en ik vormden het IFFR naar dat inzicht. Wij gaven de ruimte aan mislukte of slechts half gelukte films, als het maar, net als ‘La belle noiseuse’ , radicale scheppingen waren, waarbij de regisseur alles op het spel zet. Aan kunstfilmers die in de smaak willen vallen met veilige formules waarop zij zelf de grote K plakken hadden wij nog meer de pest dan aan commerciële Holly- en Bollywoodproducten. Hun hypocrisie stinkt. Niets erger voor de filmkunst dan films met een pose. 

In Rotterdam vierden wij het filmfeest op leven en dood. De groten gaven het leven en de kunst een vitale injectie. Dat waren overlevers, wist je. Michael Haneke, Philippe Garrel, Raul Ruiz, Lars Von Trier. Soms zag je de dood al spoken achter de rug van gemankeerde genieën. Een Soedanese regisseur rukte al het sanitair uit zijn hotelkamer in het Hilton en veroorzaakte een enorme overstroming. Overdosis, ternauwernood overleefd in een Rotterdams ziekenhuis. 

Buiten, voor dit hotel dat in die jaren functioneerde als festivalcentrum, stond tot diep in de nacht een mobiele oesterbar. Daar hieven Tato Kotetishvili, Zoë Lund, Theo van Gogh en ik het glas op wat het leven ook maar voor rotzooi in petto had, in het volste vertrouwen in kunst als transcendentale kracht. Zie ‘The Bad Lieutenant’, waar Zoë aan had gewerkt. Ik leef nog, de andere drie kwamen jong aan hun einde. Maar de geest van filmmakers die het onderste uit de kan halen en alles op het spel zetten, die geest zoek ik altijd weer, tijdens elk filmfestival. Als ik hem vind verdwijnt de vermoeidheid en moedeloosheid als sneeuw in de zon van Cannes. 

 

Andere berichten over IFFR XL