Verdieping

Beth B: De oorlog is nooit voorbij

16 januari 2020

Verdieping

Beth B: De oorlog is nooit voorbij

16 januari 2020

Lydia Lunch, een icoon van de New-Yorkse No Wave-beweging uit de jaren zeventig.

Al vanaf mijn vijfde had ik het gevoel dat ik in een oorlogsgebied woonde. Ik vocht tegen de vijand in mijn eigen huis, een overspelige vader die zijn handen niet kon thuishouden. Ik worstelde met de sporen van bezoedelde voorouders wier misdadige patriottisch fascisme en patriarchale waanzin (Duits en Siciliaans) een moordzuchtige woede in me opriepen. De rassenrellen van 1964 en 1967 die werden uitgevochten op de straat voor mijn huis vergrootten die woede.

Geschreven door Lydia Lunch

1967 zou ‘the Summer of Love’ zijn. Een schaamteloze leugen! Ronald Reagan werd gekozen tot gouverneur van Californië. Lyndon B. Johnson stuurde nog meer soldaten naar Vietnam, ondanks alle massademonstraties die het avondnieuws beheersten. In honderden Amerikaanse steden braken rassenrellen uit. Muhammad Ali weigerde dienst te nemen en verloor zijn wereldtitel in het zwaargewicht. Carl Wilson van The Beach Boys wilde ook niet in dienst en raakte verwikkeld in een vijf jaar durende juridische strijd die hij uiteindelijk won.

Grace Slick en Janis Joplin gingen allebei los op het Monterey Pop Festival. Jimi Hendrix vroeg ‘Are You Experienced’ en stak zijn gitaar in brand. Jim Morrison van The Doors werd gearresteerd voor het aanzetten tot ongeregeldheden. The Velvet Underground and Nico brachten onder Warhols begeleiding hun eerste elpee uit. In 1967 werd The National Organization of Women officieel opgericht. Ik was misschien maar een jaar of acht, maar ik besefte dat muziek en kunst de verbindende factoren moesten zijn tussen rebellie, protest en gemeenschapszin.

Een brood kostte 22 cent, een liter benzine 7,5 cent en in het getto in de binnenstad waar ik woonde, wemelde het van de hardwerkende mensen vol bravoure en overtuiging die hun levenslust niet lieten vergallen door armoedige woonomstandigheden, lage lonen, de politie of politici. Ze leerden me te vechten voor waar ik in geloofde, trots te zijn op wat ik deed, nooit op te geven en als hopen op een betere toekomst niet genoeg is de muziek harder te zetten en je verdriet weg te dansen.

Uiteindelijk wekte al die woede in mijn jonge geest een gevoel van opstandigheid en rebellie op waarvan ik wist dat ik die moest uiten door middel van spoken word en muziek, om opnieuw problemen aan de orde te stellen op het gebied van machtsongelijkheid, het enorme onrecht en de altijd aanwezige onderdrukking. Misschien was ik destijds nog te jong om de politieke gevolgen volledig te begrijpen, maar het wekte een geestdrift in me op die nu nog even sterk is als toen. Toen ik zestien was, wist ik dat ik op oorlogspad moest en verhuisde ik naar New York.

De Lower East Side vormde eind jaren zeventig en begin jaren tachtig het onderkomen, de schiettent en het bordeel van tientallen gesjeesde kunstacademiestudenten, avant-noisemuzikanten, radicale dichters, no-budgetfilmmakers en fly-on-the-wallfotografen die allemaal leefden in glorieuze armoede in goedkope huurflats waarin je je overburen door het raam bijna een hand kon geven.

We waren opstandig, verwaand en luidruchtig. We gebruikten muziek en kunst als stormram en psychische zelfverdediging tegen onze eigen van nature gewelddadige neigingen; een extreme reactie op alles wat de jaren zestig hadden beloofd, maar waar niets van was terechtgekomen. Een collectieve manie aan de nachtelijke hemel van een decennium dat bol stond van de gevolgen van alle voorgaande mislukkingen en frustraties.

lydia_lunch.jpg

Ik voelde me aangetrokken tot andere radicalen die ook het gevoel hadden dat ze geboren waren om te scheppen en dat kunst de pleister was op de universele wond. Zo is mijn samenwerking met Beth B tot stand gekomen. We deelden een minachting voor onzinpolitiek die winst boven mensenrechten stelde en vijandigheid jegens onze gruwelijke, disfunctionele kerngezinnen, waar we ons koste wat kost koppig tegen zouden uitspreken omdat we heel goed wisten dat we niet alleen stonden in onze woede. En als de gedateerde en patriarchale oorlog tegen individuele vrijheid, vrouwenrechten en gelijkheid nog niet voorbij was, boeien! We zouden doorvechten tot het bittere eind.

Mijn compassie is mijn drijfveer. Die eist dat ik een stem geef aan de vermoorde zonen en toegetakelde dochters die altijd liefde zoeken in de verkeerde gezichten, omdat ze niet wisten hoe ze van zichzelf moesten houden en alles haatten wat hun met geweld probeerde het zwijgen op te leggen. We laten ons niet het zwijgen opleggen. Ik zal de mond zijn waaruit zij schreeuwen.

Lydia Lunch is zangeres, spoken word-kunstenares, schrijfster en actrice, en icoon van de New-Yorkse No Wave-beweging uit de jaren zeventig.

Andere berichten over Essays