O bandido da luz vermelha

  • 92'
  • Brazilië
  • 1968
‘De derde wereld gaat ontploffen! Wie schoenen draagt, zal het niet overleven!’ Cinema en het leven aan de zelfkant, Brazilië, armoede en de Boca do Lixo worden met uitroeptekens behandeld in dit speelfilmdebuut van de destijds 21-jarige Sganzerla, dat algemeen wordt beschouwd als een van de grote Braziliaanse film.
Jorge, een gladde bandiet/verkrachter (gebaseerd op de echte schurk João Acácio Pereira da Costa) bereikt al snel de status van superster van de misdaad. Gevreesd door de politie, begeerd door dienstbodes en tot mythe verheven door de pers, leidt hij zijn minimale bestaan in een vacuüm van smerigheid: louche politiemannen, politici en zakenlieden omringen Jorge op elke hoek van de bruisende metropool.
Sganzerla’s aangenaam botte schurkencreatie heeft evenveel weg van Mickey Spillane als van Mario Andrade (Macunaíma), een held die eigenlijk te groot is voor het sloppenuniversum waaruit hij voortkomt. Jorge weet samen met zijn liefje Janete Jane (met verve gespeeld door Helena Ignez) heel even te ontsnappen, voordat hij het pad van zelfdestructie weer kiest.


Filmmaker
Rogério Sganzerla
Productieland
Brazilië
Jaar
1968
Festivaleditie
IFFR 2012
Lengte
92'
Medium/Formaat
35mm
Internationale titel
The Red Light Bandit
Taal
Portugees
Producenten
Rogério Sganzerla, José Alberto Reis
Productiebedrijf
Urano Filmes
Scenario
Rogério Sganzerla
Camera
Peter Overbeck
Editor
Silvio Renoldi, Silvio Renoldi
Production Design
Andrea Tonacci
Sound Design
Rogério Sganzerla
Muziek
Rogério Sganzerla
Cast
Helena Ignez, Paulo Vilaça
Filmmaker
Rogério Sganzerla
Productieland
Brazilië
Jaar
1968
Festivaleditie
IFFR 2012
Lengte
92'
Medium/Formaat
35mm
Internationale titel
The Red Light Bandit
Taal
Portugees
Producenten
Rogério Sganzerla, José Alberto Reis
Productiebedrijf
Urano Filmes
Scenario
Rogério Sganzerla
Camera
Peter Overbeck
Editor
Silvio Renoldi, Silvio Renoldi
Production Design
Andrea Tonacci
Sound Design
Rogério Sganzerla
Muziek
Rogério Sganzerla
Cast
Helena Ignez, Paulo Vilaça