In hetzelfde jaar waarin Attilio Gatti in Zuid-Afrika Zoeloes probeerde te regisseren, ging filmmaker August Brückner samenwerken met schrijver Pola Bauer-Adamara om te komen tot een levensecht portret van Afrikaanse stammen. Ze kregen steun van het bekende Duitse productiebedrijf Emelka en trokken als nieuwbakken regisseurs de West-Afrikaanse wildernis in, waar ook zij zich bogen over de voordelen van de jongen-verovert-en-verliest-meisje-strategie. De volkenkundige invalshoek werd al snel vergeten, omdat zij geen van beiden die achtergrond hadden. Ze moedigden de inboorlingen juist aan om hun verbeelding de vrije loop te laten en zo bij te dragen aan hun wilde ideeën. Het toppunt van ijdelheid was wel dat ze hun project zagen als de eerste echte Afrikaanse film, gemaakt door Afrikanen zelf, en zo werd de film ook overal aangeprezen. Er zijn opmerkelijke overeenkomsten met Siliva the Zulu, maar in deze film liggen de intriges er duimendik bovenop.